toekomstcongres - frontpage
Koepeltekst - Inhoud

    1. Samen kansen scheppen
    2. Optornen tegen uitsluiting en onzekerheid
    3. Kostbare tijd en schaarse ruimte
    4. Het milieu als bron van welvaart, gezondheid en werk
    5. Kennis is macht
    6. Wat mensen bindt: de pijlers van de democratie
    7. De maakbaarheid van de samenleving
    8. Het middenveld tussen staat, straat en markt
    9. Partijen moeten partijdig zijn




    7. De maakbaarheid van de samenleving

    Zonder maakbaarheid van de samenleving is er geen socialisme. Liberalen kunnen alles aan de vrije markt overlaten, maar socialisten willen er altijd iets beters van maken.

    Als de samenleving maakbaar is, komt dat vooral doordat velen dezelfde kant op willen en niet doordat de overheid of de politiek dat op hun eentje willen. Het is een samenspel van krachten, waarbij de overheid de bakens uitzet en voor iedereen de mogelijkheden en de vrijheid creëert om zijn eigen leven zo goed mogelijk in te richten.

    In een democratie moet de overheid niet alles naar zich toe trekken. Er moet ruimte zijn voor de mensen zelf, voor organisaties en voor bedrijven om zelf initiatieven te nemen, naar oplossingen te zoeken, hun verantwoordelijkheid op te nemen. Spreiding van verantwoordelijkheid is een krachtig democratisch principe, dat niet verzoenbaar is met een centralistische overheid die alles zelf wil doen.

    De overheid moet zich vooral concentreren op de strategische keuzes, waarbij doelstellingen belangrijker zijn dan bureaucratische procedures. Begrotingsdiscussies moeten meer over maatschappelijke opties gaan dan over cijfers en komma's. Het zou mooi zijn mocht de overheid bij begrotingsdiscussies duidelijk haar voorkeur laten blijken voor cultuur, voor milieu, voor een slimme economie, voor de zwakkeren in de maatschappij. Dat zou de inzet moeten worden van een boeiend publiek debat, dat niet alleen financiers en cijferaars interesseert.

    De overheid moet het algemeen kader, de voorwaarden en de spelregels bepalen. In een maatschappij die steeds complexer wordt vergt dat duidelijke wetten en decreten, die loyaal nageleefd en gehandhaafd worden. Vandaag laat dat nog veel te wensen over. Wetten en decreten zijn soms hopeloos ingewikkeld en verouderd. Fraude en georganiseerde misdaad blijven om zich heen grijpen en een falende inspectie en justitie brengen van een degelijke handhaving dikwijls weinig terecht.

    Alleen met wetten en decreten kan de overheid het niet rooien. De overheid moet ook eigen initiatieven kunnen nemen, zelf op het terrein actief zijn. Voor defensie, veiligheid en justitie is dat de evidentie zelf. Maar ook op andere terreinen moet de overheid op elk moment een strategische positie kunnen uitbouwen: onderwijs, huisvesting, welzijn, cultuur, gezondheid, sociale zekerheid, bejaardenzorg, milieuzorg, ruimtelijke ordening, mobiliteit, innovatie, kennis en informatie, enz. Exclusiviteit voor de overheid is op al die terreinen niet per definitie geboden. Overheidsmonopolies durven nogal eens ontsporen en bureaucratie is nooit ver weg. Maar het zou gek zijn om het heft systematisch uit eigen handen te geven. Een goede stuurman heeft ook op het terrein zelf ervaring nodig. Dat vergt dan ook een voortdurende afweging, waarin in functie van de maatschappelijke doelstellingen het werkterrein van de overheid kritisch bekeken wordt. Wat telt is wat werkt, met het oog op wat we willen bereiken. In elk geval moet de overheid die maatschappelijke doelstellingen kunnen waarmaken op een even doeltreffende manier als dat een privé-bedrijf voor winst moet kunnen zorgen. De middelen en de methodes zullen ongetwijfeld anders zijn, maar de doeltreffendheid - de sociale winst - moet dezelfde zijn. De overheid kan veel zelf doen, maar kan voor bijvoorbeeld onderwijs, cultuur en milieubeleid ook in onderaanneming gaan bij de Argo, de Munt of Aquafin en verder gewoon de markt laten spelen. Als socialisten hebben we met de markt eerder een lat-relatie: living apart together of liever apart samenleven. Daar zijn ook goede redenen voor. Alles lijkt wel met geld te koop. Het gaat niet meer om waarden, maar om waren, die liefst voor veel geld verkocht kunnen worden. Maar de markt heeft ook zijn goede kanten. Zonder markt koop je geen auto of geen meubelen die een beetje met je eigen smaak overeenkomen. Ongetwijfeld zit niemand erop te wachten om formulieren in te vullen om aan brood of vlees te geraken. We durven er zelfs niet aan denken. Daarom laten we die vele dagdagelijkse beslissingen - die door geen enkel planningssysteem tot in detail kunnen geregeld en opgevolgd worden - best aan de markt over.

    Maar de markt houdt meer in dan het spel van vraag en aanbod. Wat in het marktsysteem vooral telt is het economisch gewicht van vragers en aanbieders. De bedrijven produceren omwille van de winst, niet omwille van de echte gebruikswaarde van een auto, een cd-speler of een gsm. Hoe rijker de consumenten, hoe zwaarder ze doorwegen. Op de markt worden alleen de financiële kosten en baten tegen elkaar afgewogen. De verantwoordelijkheid van de markt reikt dan ook niet verder dan de eigen financiële kosten en baten. Kosten die op de overheid of het milieu worden afgewenteld, blijven buiten beschouwing. Discriminaties van vrouwen of migranten kunnen op de markt best lonend zijn.

    Vandaag potverteren ten koste van de toekomstige generaties is er zelden een probleem. De markt kijkt hoogstens enkele jaren vooruit en wie na ons leeft, heeft er niets te zeggen.

    De kracht van de markt is zeer sterk. Steeds meer terreinen worden door de markt ingepalmd: gezondheidszorg, opleiding en vorming, cultuur en vrije tijd. Dat leidt geregeld tot uitsluiting, verschraling en culturele armoede. Het geld wordt de maatstaf der dingen. Alles heeft zijn prijs, maar niets heeft nog waarde.

    De markt zal zijn eigen grenzen en beperkingen zelf nooit erkennen. De onzichtbare hand die de markt vrij spel geeft is ongevoelig voor wie met ongelijke mogelijkheden door het leven moet gaan. Iedere dag flitsen er gigantische speculatieve kapitaalbewegingen van de ene naar de andere plek in de wereld. De natuur wordt schaamteloos geplunderd. Vooruitzien is er nauwelijks bij. Daarom heb je de overheid nodig, vakbonden, milieuorganisaties en bewuste consumenten om voor tegengewicht te zorgen. De markt heeft spelregels nodig om niet te ontsporen: richtlijnen en normen om sociale dumping en oneerlijke concurrentie tegen te gaan, om de gezondheid en het milieu te beschermen, om discriminaties uit de wereld te helpen. Het is een voortdurend spel van uitdagen en corrigeren. Van macht en tegenmacht.

    Zoals bedrijven aan strategische planning doen, is ook voor de overheid planning een krachtig instrument om haar beleid uit te voeren. Alleen moet de aard en het karakter van de planning drastisch gewijzigd worden in vergelijking met de schrale pogingen die hier in de jaren '70 werden uitgeprobeerd. Ook een globale, centralistische planning is in een Europese context volledig passé. Er is nood aan een soepele planning binnen die beleidsterreinen die van strategisch belang zijn voor een duurzame welvaart: het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, dat één van de krachtigste planningsinstrumenten is en daarom ook zoveel weerstand oproept, het Mina-plan voor de ontwikkeling van milieu en natuur, de programmatie van de zware medische diensten, het uitrustingsplan voor de gas- en elektriciteitssector, enz.

    Strategische planning moet ook de relaties tussen de centrale overheid en de lokale overheid - zeg maar tussen de federale, Vlaamse en Brusselse regering en de provincies, gemeenten en OCMW's - stroomlijnen en verbeteren. Veiligheidscontracten, mobiliteitsconvenanten, milieubeleidsplannen en jeugdwerkbeleidsplannen moeten die strategische planning een nieuw elan geven. Dergelijke contracten en convenanten tussen gelijkwaardige partners moeten ook op andere grote beleidsterreinen uitgewerkt worden: welzijn, stedelijke vernieuwing, culturele infrastructuur en vooral lokale werkgelegenheid vergen een gestroomlijnde aanpak om te vermijden dat iedereen zichzelf gaat behelpen. We kunnen het Sociaal Impulsfonds daarvoor alvast als kapstok gebruiken en er een Stedelijk Impulsfonds van maken.

    Strategische planning laat ook de economie niet onberoerd. De tijd is voorbij dat de overheid daarbij nog een alleenheersersrol zou kunnen ambiëren, maar door het vastleggen van spelregels en randvoorwaarden moet de overheid voor een kader zorgen waarbinnen de ondernemingen en de consumenten volop eigen initiatieven kunnen nemen. Strategische planning is dus vooral een kwestie van het opzetten van coproducties, waarin de overheid de rol speelt van regisseur, opdrachtgever of gewone sponsor.

    In dit kader hebben we eerst en vooral behoefte aan een krachtig omgevingsbeleid, met duidelijke en afdwingbare spelregels op economisch, sociaal en ecologisch vlak, die ook het machtsmisbruik door kartels en monopolies moeten voorkomen. De overheidsinvesteringen en de grote infrastructuurprojecten (op het vlak van de communicatie-, kennis- en milieu-infrastructuur) moeten op basis van een integrale afweging van alle kansen en risico's gepland en uitgevoerd worden. Tegelijkertijd moeten alle overheidssubsidies en fiscale voordelen voor bedrijven zich volledig toespitsen op vijf strategische beleidsterreinen: steun aan starters en beginnende bedrijven, werkgelegenheid voor laaggeschoolden, permanente opleiding en vorming, onderzoek en innovatie, en een geïntegreerde milieu- en kwaliteitszorg. Op die manier kan de overheid de richting aangeven zonder zelf op de stoel van de ondernemer te gaan zitten.

    Op de tweede plaats is er ook buiten de klassieke sociale sector behoefte aan een goede en betaalbare dienstverlening waarover iedereen (minstens) moet kunnen beschikken. Dat vergt een scherpe definitie van de universele dienstverlening die de post, het spoor, de telecommaatschappijen, de waterdistributiebedrijven, de energieleveranciers en de banken aan iedereen moeten leveren en waarop niet kan beknibbeld worden onder druk van de concurrentie.

    Op de derde plaats komen de beheerscontracten met de autonome overheidsbedrijven en overheidsinstellingen (zoals Belgacom, de Post, De Lijn, de NMBS, de VDAB of de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek), waarin de wederzijdse rechten en plichten worden vastgelegd die een heel stuk verder gaan dan de universele dienstverlening. De overheid moet langs die weg duidelijke eisen kunnen stellen aan de beschikbaarheid, de toegankelijkheid en de kwaliteit van de diensten. Dat vergt niet alleen een grotere expertise aan de kant van de overheid, die waar voor haar geld moet krijgen, maar ook een grotere betrokkenheid van de gebruikers die op die overheidsbedrijven en overheidsinstellingen zijn aangewezen om zelf zo goed mogelijk te kunnen functioneren.

    Strategische planning zonder een efficiënte en slagkrachtige overheid is zinloos. De overheid moet op scherp staan om de nieuwe uitdagingen aan te kunnen: met andere maar vooral betere regels, een uitgesproken klantvriendelijkheid en klare evaluatie- en beoordelingsmethodes. Een efficiënte overheid is echter nog geen slagkrachtige overheid als niet tegelijkertijd op alle beleidsniveaus eenzelfde slagkracht aan de dag gelegd wordt. De slagkracht van Europa is daarbij van doorslaggevend belang. Het Rijnlandmodel - waarbij creatief ondernemen steunt op een efficiënte overheid en respect voor mens en milieu - is bij uitstek een Europees model. De federale of de Vlaamse overheid kunnen dat Rijnlandmodel niet op hun eentje rechthouden en moderniseren. In het land van Maas en Dender kunnen er eigen accenten gelegd worden als varianten op het Rijnlandmodel, maar het is alleen op Europees niveau dat dit sociaal model een kans maakt.

top