![]() |
|
![]() |
![]() |
toekomstcongres - frontpage |
Koepeltekst - Inhoud
5. Kennis is macht Als de mondialisering op één terrein een feit is, dan zeker op het vlak van de informatie- en communicatiestromen. We krijgen niet alleen te maken met een explosie van wetenschappelijke en technische kennis, maar dankzij de mogelijkheden van de elektronische snelweg, teletekst, Cd-rom en Internet, is er meer informatie dan ooit voor iedereen beschikbaar. Toch worden de mogelijkheden daarvan nog schromelijk onderbenut. Terwijl we ons als socialisten in het debat over de mondialisering soms in het defensief laten drukken, laten we kansen liggen om met kennis van zaken in het offensief te gaan. Door alle aandacht toe te spitsen op enkele spectaculaire delocalisaties naar lageloonlanden, ontstaat het gevoel dat alle onheil daar vandaan komt. In sommige sectoren zoals elektronica, textiel en kleding, laten die delocalisaties effectief hun sporen na. Maar mondialisering en delocalisaties naar lageloonlanden zijn niet de belangrijkste oorzaken van de economische en sociale problemen waarmee we vandaag te kampen hebben. Ook in sectoren die daar weinig mee te maken hebben - zoals de overheidsadministratie, de spoorwegen en de bouwsector - worden vooral laaggeschoolden weggerationaliseerd. In veel gevallen zorgt het zwart circuit in de bouw, de horeca of de schoonmaaksector voor meer problemen dan de concurrentie uit het buitenland. In die sectoren waar de concurrentie met de dag scherper wordt, wordt er dikwijls eenzijdig op de loonkosten gemikt om nog te redden wat er te redden valt. Zonder matige loonontwikkeling zullen we het zeker niet rooien, maar in een periode met sterk gestegen winsten is het zonder meer ondermaats om alleen daarop het accent te leggen. Redelijke winsten zijn er om het creatief ondernemingsschap te belonen en om nieuwe investeringen met eigen middelen te kunnen financieren. De winsten van vandaag moeten in de investeringen van morgen omgezet worden. Anders hebben ze weinig zin. Wie niet goedkoop is, moet vooral heel goed zijn. Slim produceren wordt dan ook steeds belangrijker, zeker als met de ontwikkeling van China en Oost-Europa de mondialisering in de toekomst daadwerkelijk gaat doorbreken. Slim produceren is vooral een kwestie van creatief combineren: kwaliteitsproducten die gecombineerd worden met een goede dienstverlening, gebruiksgemak dat samengaat met milieuzorg, eigen kennis die gecombineerd wordt met de kennis van toeleveranciers en klanten. Klassieke grenzen tussen industrie en dienstensectoren - waarop het beleid van de overheid en het sociaal overleg nog veel te sterk geënt zijn - zullen daardoor irrelevant worden. Slim produceren is niet alleen een kwestie van technologische kennis. Die kan altijd nog ergens anders gekocht worden of de overheid kan zelf voor een goede spreiding van kennis en technologie instaan. Technologische kennis moet gecombineerd worden met kennis over smaak en levensstijlen, samenwerking in teams, openheid en inlevingsvermogen, creativiteit en motivatie van de werknemers, netwerken met klanten en leveranciers. Hoe technischer de maatschappij, hoe belangrijker de mensen worden. Slim produceren is dan ook geen elite-aangelegenheid. Het werkt pas goed als iedereen mee is. Langdurig investeren in mensen wordt dan ook steeds belangrijker. Bedrijven die consequent investeren in mensen, nemen daarmee niet alleen hun sociale verantwoordelijkheid op, maar scoren ook bedrijfseconomisch beter. Slim produceren is niet de enige troef van de kennismaatschappij. De juiste combinatie van kennis en creativiteit biedt ook ongekende mogelijkheden voor een sociale dienstverlening op maat van de 21ste eeuw (met een snelle dienstverlening door de OCMW's en elektronische patiëntendossiers, waarbij de privacy volledig gegarandeerd is), een dynamisch milieubeheer (met een eco-design die borg staat voor de duurzaamheid van alle nieuwe producten en een permanente bewaking van de milieukwaliteit) en een eigentijdse kijk op cultuur (waar via multimedia kennis en kunde gecombineerd kunnen worden met emotie en verbeelding). Zelfs voor de werking van de politieke democratie kan de kennismaatschappij meer opleveren dan de vervanging van het rode potlood door een stemmachine. Men hoeft geen vergadertijger meer te zijn om op de hoogte te blijven van de laatste politieke evoluties. De Digitale Stad kan, naar het recente voorbeeld van Antwerpen en Kopenhagen, voor een betere dienstverlening en een grotere openbaarheid van bestuur zorgen. Gerichte informatie, snelle opiniepeilingen en digitale debatten kunnen de band tussen kiezers en verkozenen versterken, zonder in het euvel van instant-referenda of televoting te vervallen. Kennis wordt een sleutelfactor om slimmer te produceren en beter met elkaar om te gaan. In de huidige samenleving zijn daar echter ook schaduwzijden aan verbonden. Naast een kennis-elite dreigen er ook informatie-analfabeten te ontstaan, die niet meer meekunnen en die ook politiek zullen afhaken. Een DNA-test die ons confronteert met de kans op een erfelijke aandoening (van borstkanker tot dementie), kan heel ons leven door mekaar schudden en roept heel wat ethische vragen op. En terwijl het werk voor de betergeschoolden uitdagender kan worden, mag de negatieve weerslag op de werkgelegenheid (met zijn telebankieren, televerkoop en zelfs telebewaking van kinderen, zieken en bejaarden) niet onderschat worden. Vooral vrouwen dreigen daar het slachtoffer van te worden. In die context is het kennisoffensief dan ook geen zaak die alleen aan de (universitaire) elite kan overgelaten worden. Het gaat ook en vooral om de kwaliteit van het basis- en secundair onderwijs, waarvoor we in de toekomst opnieuw meer middelen moeten uittrekken. Het gaat om het sociaal-cultureel werk dat zijn verzuilde bastions verder moet verlaten en voor iedereen ruimte moet scheppen om zich te ontplooien. Maar het gaat evenzeer om de verantwoordelijkheid van de bedrijven, die beter hun opleidingsinspanningen zouden verdubbelen dan te mikken op gemakkelijke ontslagregelingen, tijdelijke contracten of interimwerk op grote schaal. Tegelijkertijd moet het wetenschappelijk onderzoek - waarvoor in Vlaanderen toch ieder jaar een paar miljarden extra worden uitgetrokken - niet alleen oog hebben voor de technologische, maar ook voor de maatschappelijke aspecten van de kennismaatschappij. De wetenschap is er niet alleen voor de wetenschappers en het bedrijfsleven, maar moet met beide voeten in de samenleving staan. Het is het wetenschappelijk onderzoek dat we moeten dienstbaar maken aan de maatschappij en niet omgekeerd. |
![]()
|