TITLE/CONTENTS



SECTION of DOCUMENT:




Deel I:
Maatschappelijke achtergronden




Page Top

1. Om te overleven

Voor het eerst in de geschiedenis ziet de mensheid zich geplaatst voor een aantal centrale problemen die moeten worden opgelost, wil zij overleven. Immers,

Niet elk van deze problemen brengt het voortbestaan van de mensheid in gevaar. De meeste vraagstukken hangen echter onderling samen. Bovendien is de kwaliteit van het bestaan in het geding. Een samenleving waarin velen geen menswaardig bestaan kunnen leiden is onaanvaardbaar.

Deze ontwikkeling, die zich op wereldschaal voordoet, is betrekkelijk nieuw en moeilijk te beheersen, omdat er vele jaren een onbeperkt vertrouwen heeft geheerst in de heilzame werking van ekonomische groei.

Deze groei gold lange tijd zowel in socialistische als bijvoorbeeld liberale kringen als het instrument bij uitstek waarmee vrijwel alle vraagstukken konden worden opgelost. Thans echter begint het besef te dagen, dat dit instrument niet in staat is om vraagstukken van welvaartsverdeling op te lossen, terwijl het bovendien nieuwe problemen oproept. Wat dat betreft is het niet overdreven om opnieuw van een krisis in het kapitalisme te spreken.

Page Top

2. Het westerse kapitalisme

Aan de heilzame werking van de ekonomische groei is in het kapitalisme altijd geloofd. Oorspronkelijk kwam daar zelfs nog de gedachte bij dat die groei het meest bevorderd werd als het ekonomisch proces zich onbelemmerd ontwikkelde. Hoe minder er aan werd gedaan, des te beter zou het gaan. Vrije konkurrentie op een vrije markt was het parool.

Vraagstukken van algemeen belang hoefden hier niet aan de orde te komen, omdat vrije konkurrentie de vooruitgang zou brengen. Met de onbeperkte werking van de wet van vraag en aanbod was de samen leving het meest gediend. Waarom zouden de belangen van de verschillende groepen in de samenleving in een proces van politieke besluitvorming tegen elkaar moeten worden afgewogen? Voor die afweging zou het ekonomisch proces zelf wel zorgen.

In de praktijk kwam het er echter op neer dat alleen diegenen er beter van werden wier bezit hen in staat stelde om in het konkurrentiespel der vrije krachten mee te doen. Het kapitalistisch stelsel vertoont dan ook vanouds de volgende kenmerken:

Dankzij de georganiseerde arbeidersbeweging en socialistische partijen is in dit stelsel verandering gekomen. Stap voor stap zijn aan de overheid en de bezittende klasse, in een moeizame sociale strijd, een aantal rechten afgedwongen. Schrijnende armoede en ernstige materiële nood zijn hierdoor - althans in ons land - teruggedrongen. In verschillende westerse landen is een uitgebreid stelsel van sociale voorzieningen opgebouwd en is de bemoeienis van de overheid met de ekonomie sterk toegenomen. Het kapitalisme vertoont trekken van een gemengde ekonomie waarin de overheid met behulp van tal van maatregelen het marktmechanisme korrigeert en sturend probeert op te treden. Als gevolg hiervan is er ook in de traditionele indeling in twee klassen aanzienlijke verandering gekomen.

Na verloop van tijd bleek het produktieproces echter in de praktijk moeilijker te beheersen dan velen, ook demokratisch-socialisten, hadden aangenomen. De verwachting dat men de nadelen van het kapitalisme wel zou wegwerken door er een systeem van sociale zekerheid en herverdeling mee te kombineren kwam niet uit. Het kapitalistische produktieproces bleef gebaseerd op het streven van afzonderlijke ondernemingen om winst en investeringen uit te breiden. Bovendien deden zich in de periode na de Tweede Wereldoorlog nieuwe ontwikkelingen voor. Door de technische ontwikkelingen ontstond er een sterke schaalvergroting die gepaard ging met een koncentratie van ekonomische macht bij een beperkt aantal mammoetondernemingen die de nationale grenzen zijn ontgroeid.

De overheid is door de aard van haar bemoeienis met de ekonomie medeverantwoordelijk voor deze schaalvergroting. Het overheidsbeleid had veelal een algemeen karakter. Dit kwam tot uitdrukking in globale maatregelen Pas de laatste jaren wordt steeds meer duidelijk, dat een gericht en selektief beleid nodig is, met andere woorden: een beleid dat wèl ingrijpt in de konkurrentieverhoudingen.

De multinationale ondernemingen beheersen de wereldmarkt en beschikken over een groot deel van de technische en wetenschappelijke kennis. Zij kunnen zich aan kontrole door nationale regeringen onttrekken, terwijl de vakbeweging geen greep op hen heeft. Investeringen uit eigen middelen versterken die onkontroleerbare positie. Bovendien werken zij dikwijls nauw samen met multinationale bankconcerns. Deze hebben op hun beurt weer een grote invloed op vele multinationale ondernemingen, nemen beslissingen die de ekonomie van nationale staten raken en oefenen zonder enige publieke kontrole hun bedrijf uit, gericht op winst en expansie.

Het gevolg van een en ander is dat de vrije markt-ekonomie, die zelfs nu nog door velen wordt aangeprezen, in feite al lang niet meer bestaat. Er is slechts in beperkte mate sprake van vrije konkurrentie en de wet van vraag en aanbod kan evenmin onbelemmerd werken. Wat vroeger al een theorie was waarmee de praktijk niet bleek te kloppen, is nu helemaal geworden tot een verdediging van de belangen van de grote ondernemingen. Immers, wat zijn de kenmerken van het huidige ekonomische proces?



Page Top

3. Oude en nieuwe klassenstrijd

Deze ontwikkelingen binnen het kapitalisme hebben de traditionele indeling in maatschappelijke klassen sterk beïnvloed. De tegenstelling tussen kapitaal en arbeid staat nog steeds overeind als het gaat om de verdeling van de opbrengst van de produktie, de zeggenschap in het bedrijf en de gevolgen van de ondernemingsbeslissingen op de maatschappij. Nog steeds neemt de faktor kapitaal de faktor arbeid in dienst, in plaats van omgekeerd. Maar de tegenstelling tussen kapitaal en arbeid is zeker niet toereikend om de sociale verhoudingen precies in kaart te brengen. Wie de wereld indeelt in kapitalisten en arbeiders, blijft met een aanzienlijk aantal groepen zitten waarop geen van beide etiketten van toepassing is. En zowel binnen de faktor kapitaal als binnen de faktor arbeid zijn er tegenstellingen die zich in steeds andere gedaanten voordoen.

Neem de figuur van de ondernemer. Het maakt nogal verschil of daarmee een winkelier wordt bedoeld of de baas van een multinational. Tal van zogenaamd zelfstandige ondernemers zijn door de konkurrentieverhoudingen in een positie van afhankelijkheid geraakt. Hun doen en laten wordt in veel opzichten door de grootleveranciers en de banken bepaald. Kleine winkeliers en k.leine boeren bijvoorbeeld behoren dikwijls tot de laagste inkomensgroepen.

Trouwens, ook wat de grote ondernemers betreft moet men zich de situatie niet al te simpel voorstellen. De spotprent die de dikke ondernemer met zijn sigaar laat zien tegenover de zijn vuist ballende proletariër is juist daarom ontroerend, omdat het een prentje uit het verleden is. Het is binnen de onderneming niet meer uitsluitend de 'bezitter'die aan de touwtjes trekt. Hier is een nieuwe groep van managers ontstaan die dagelijks de dienst uitmaakt.
Natuurtijk zijn de doelstellingen van de onderneming daardoor niet fundamenteel veranderd. Maar het gevolg is wel dat het niet alleen meer de individuele kapitaal bezitters zijn die belang hebben bij de handhaving van die doelstellingen.

Binnen de ondernemingen vindt men verder, evenals bij de overheid, grote groepen mensen met een hogere opleiding die men een nieuwe elite kan noemen. Zij zijn vaak akademisch gevormd, genieten goede salarissen; zij nemen weliswaar niet de definitieve beslissingen, maar spelen wel een rol bij de voorbereiding ervan. Enerzijds zijn ze natuurlijk loonafhankelijk en hebben ze vaak even weinig over hun werksituatie te zeggen als een ongeschoolde arbeider. Anderzijds echter werkt deze nieuwe elite, met haar ruime inkomen, vaak in veel prettiger omstandigheden, wat haar bindt aan het bestaande systeem.

Het is dus niet mogelijk de mensen in loondienst in alle opzichten als één groep te beschouwen. Naarmate de invloed van wetenschap en techniek toeneemt, wordt de genoten opleiding belangrijker. De maatschappelijke tegenstellingen tussen de mensen met het voorrecht van een hogere opleiding en degenen die alleen lager onderwijs hebben is erg groot. Deze tegenstellingen worden in de hand gewerkt door ver doorgevoerde systemen van salarisverschillen en kleine privileges.

Ook het onderscheid tussen ekonomisch aktieven en niet-aktieven loopt dwars door de indeling in klassen, standen en lagen heen. Van een werkelijke belangentegenstelling kan echter geen sprake zijn. Niemand is immers verzekerd van blijvende arbeidsgeschiktheid en slechts weinigen weten hun baan absoluut gegarandeerd. Steeds meer mensen worden van het arbeidsproces uitgesloten. Oorzaken daarvan vormen opvoering van arbeidstempo en -intensiteit, fusies en reorganisaties, en vervanging van mensen door machines. Daardoor zijn velen aangewezen op uitkeringen, waarvoor een slinkende beroepsbevolking de kosten draagt. In bijna alle gevallen betekent dit een inkomensdaling. Veel erger is voor hen, dat zij vaak ook sociale kontakten moeten missen. Dit komt doordat onze maatschappij mensen nogal eenzijdig waardeert op hun ekonomische bijdrage. Wie uit het arbeidsproces wordt gestoten, krijgt al vaak het gevoel er niet meer bij te horen en verliest vaak zijn of haar zelfrespekt. En zo dreigt er een tegenstelling te ontstaan tussen aktieven en niet-aktieven.

Er zijn dan ook meer dingen belangrijk dan alleen de gevulde beurs en het gevrijwaard zijn tegen gebrek. Niet alle problemen in de samenleving kunnen worden afgeleid uit het ekonomisch stelsel en de plaats die mensen daarin innemen. Ook binnen groepen die sociaal-ekonomisch een eenheid vormen, kan men tal van onrechtvaardige verschillen konstateren. Deze ongelijke behandeling naar ras, sekse, nationaliteit of levensovertuiging kan men niet zonder meer op rekening schrijven van het ekonomisch stelsel. Wel krijgen die verschillen binnen het kapitalisme een specifieke betekenis. De positie van de vrouw in de maatschappij is daarvan een duidelijk voorbeeld.

Haar onderdrukking blijkt uit het moeilijk te doorbreken stelsel van normen die de rol van de vrouw vastleggen. Meestal hebben dergelijke normen een verborgen invloed. Soms echter heel openlijk, bijvoorbeeld in de sociale wetgeving. Van een vrouw wordt moeilijk aanvaard dat zij bewust een maatschappelijke loopbaan met het krijgen van kinderen kombineert, of terwille daarvan zelfs geen kinderen wenst. Haar eerste levensbestemming zal zij nog steeds in het verzorgen van mensen binnen of buiten het gezin moeten vinden. Dat zij bepaalde dingen (bijvoorbeeld leiding geven) ook wel eens beter zou kunnen dan een man kan men zich niet voorstellen. Daarvoor heeft zij immers de eigenschappen niet. Van haar heet het dat zij emotioneel is en intuïtief; dit in tegenstelling tot de man, van wie dan gezegd wordt dat hij rationeel beslist en zich kenmerkt door zelfbeheersing en hardheid.

Dergelijke normen en opvattingen doen zich natuurlijk niet alleen gelden op een eilandje buiten de ekonomie. Het ekonomisch stelsel houdt de traditionele taakverdeling binnen het gezin in stand en maakt er gebruik van. Dat de man aan het produktieproces kan deelnemen, dankt hij mede aan de discriminatie van de vrouw, die hem zonder vergoeding opvangt en verzorgt.
Tegelijk echter kan men dergelijke verschijnselen niet goed begrijpen, als men ze alleen door een ekonomische bril bekijkt. Hier spelen ook allerlei menselijke verhoudingen een rol, die op hun beurt zelf weer van invloed kunnen zijn op het ekonomisch proces. Wil men de uitbuiting van de vrouw dus radikaal aanpakken, dan zijn ekonomische maatregelen zoals gelijke beloning en een eerlijke verdeling van de arbeid tussen man en vrouw noodzakelijk, maar niet voldoende.

Ook het stelsel van normen en waarden, dat vrouwen en mannen vastlegt op een bepaalde rol, moet ingrijpend veranderen. In deze maatschappij voeren zogenaamd mannelijke waarden (rationaliteit, initiatief, prestatie en konkurrentie) de boventoon. Zogenaamd vrouwelijke waarden (intuitie, zorgzaamheid en emotionaliteit) worden weliswaar bejubeld, maar lager gewaardeerd. De strijd van de vrouwenbeweging is niet alleen een strijd tegen materiële achterstelling en discriminatie, maar tevens een strijd tegen een opgelegde rolverdeling. De man zal afstand moeten doen van zijn dominerende positie, maar tevens bevrijd worden van de beperkingen die ook hij in een hem opgelegde rol ondervindt. Mede dankzij de vrouwenbeweging leert het demokratisch-socialisme opnieuw inzien dat de strijd voor een betere maatschappij niet alleen een ekonomische, maar tegelijk een kulturele strijd is.

Al is het traditionele beeld van twee elkaar bestrijdende klassen niet toereikend om alle ongelijkheid en discriminatie te verklaren, toch valt er nog heel wat klassenstrijd te voeren. De verbondenheid van socialisme en arbeidersbeweging blijft een aktueel gegeven zolang de tegenstelling tussen kapitaal en arbeid niet opgeheven is. De invloed van onzc ekonomische orde, die nog steeds voornamelijk beheerst wordt door het streven naar winst- en marktvergroting, blijft echter steeds minder beperkt tot het produktieproces zelf. Schaalvergroting maakt dat de invloed ervan doordringt in bijna alle sektoren van de maatschappij. Het natuurlijk milieu, onderwijs en kultuur, konsumptie en vrijetijdsbesteding, en de onderlinge omgang van de mensen worden erdoor geraakt. De strijd van het socialisme is daarom niet alleen een strijd van de traditionele arbeidersklasse, maar van allen die de nadelige gevolgen van onze sociaal-ekonomische orde ervaren of inzien. Het gaat in deze strijd om een demokratische ordening van produktie en dienstverlening en om de opheffing van alle vormen van ongelijkheid, onmondigheid en discriminatie.

Ook de beslissing om in deze strijd mee te doen is niet uitsluitend gebaseerd op iemands ekonomische positie. Nieuwe denkbeelden over internationale solidariteit, de nieuwe schaarste en de vermenselijking van de woon- en werkverhoudingen worden in toenemende mate medebepalend voor iemands politieke opstelling. Tal van mensen die zelf niet in hun ekonomische positie worden bedreigd kiezen aktief partij in de nieuwe klassenstrijd tegen de gevestigde machten. Een beweging als het feminisme, milieugroepen en radikale stromingen binnen de kerken vormen hiervan het bewijs. De strijd voor een rechtvaardiger samenleving is een strijd op meer fronten tegelijk.

Page Top

4. De verhoudingen Noord-Zuid en Oost-West

Niet alleen in hun eigen land streven demokratisch-socialisten een rechtvaardiger samenleving na. Het socialisme is vanouds een internationale beweging, ook in die zin dat het zich een verandering van de maatschappelijke verhoudingen op wereldschaal ten doel stelt. Deed het dat niet, dan zouden de socialistische belangen immers gemakkelijk verworden tot een soort zelfbescherming van de rijke landen in het Westen. Hier immers hebben de demokratisch-socialistische ideeën met name ingang gevonden en in deze landen is langzamerhand een grote mate van welvaart bereikt, voor een deel dankzij en ten koste van de arme landen in de wereld.

Door de groeiende tegenstelling tussen de rijke en de arme landen krijgt de verhouding Noord-Zuid steeds meer politiek gewicht, in vergelijking met de relatie tussen Oost en West. De rijke landen beschikken over de kennis en de kunde; over de macht en de wapens; over het kapitaal en de welvaart; over de handelskanalen en de distributiemogelijkheden. Zij maken gebruik van een in eeuwen opgebouwde voorsprong en laten zich hierbij leiden door eigen belang.

Wel ontstaat er de laatste tijd meer begrip voor de situatie van de ontwikkelingslanden. Maar de hulp die op verschillende manier geboden wordt blijft ten enenmale onvoldoende. Bovendien komt zij in veel gevallen niet ten goede aan degenen die haar het meest nodig hebben: de armste groepen in de arme landen. Dit is mede te wijten aan het feit dat nauwelijks gekontroleerde elites in de betrokken landen de ontwikkelingshulp vaak misbruiken voor de versteviging van hun eigen posities. Daarnaast profiteren multinationale ondernemingen van de goedkope arbeid, terwijl zij de gemaakte winst aan de arme landen onttrekken.

Alleen die landen kunnen zich aan de misère ontworstelen die òfwel over belangrijke grondstoffen beschikken en hun macht bundelen (OPEC), òfwel groot en sterk genoeg zijn om zich op eigen kracht te kunnen ontwikkelen (China). Voor de andere landen is er zo weinig uitzicht, dat men wanhoopsdaden niet bij voorbaat mag uitsluiten. Wie niets te verliezen heeft, heeft veel te wagen.

In de teqenstellinqen tussen arm en rijk behoren zowel Rusland als Amerika tot het rijke deel van de wereld. Zowel de oostelijke als de westelijke landen trachten hun rijkdom te beschermen, al is door dit gemeenschappelijk belang de onderlinge politieke konfrontatie niet verdwenen. Reeds vele jaren kenmerkt de verhouding Oost-West zich door blokvorming en een absurde bewapeningswedloop.
Binnen het oostelijk blok leidt dit tot bestendiging van allerlei vormen van onvrijheid en van de Russische overheersing: binnen het westelijk blok worden onder het mom van de verdediging der vrijheid ondemokratische regimes gesteund en demokratische regeringen omvergeworpen, en wordt de machtspolitiek van de Verenigde Staten kritiekloos aanvaard.
En deze Oost-West-verhouding verhindert een gezamenlijke aanpak van de grootste mondiale problemen. Zowel het Oosten als het Westen maken zelfs misbruik van de situatie van de arme landen door hun konfrontatiepolitiek ter plaatse met andere middelen voort te zetten. Het meest klemmende probleem dat de mensheid zou moeten aanpakken om te overleven, blijft zo onopgelost; zelfs aan de meest elementaire beginselen van de gerechtigheid in de samenleving is niet voldaan.


© Friedrich Ebert Stiftung | technical support | net edition fes-library | April 1999

Previous Page TOC Next Page