Bijlage:
Verklarende woordenlijst
ANTI-AUTORITAIR - tegen (overdreven) gezagsuitoefening, tegen een houding die geen tegenspraak toestaat.
ARBEIDSINTENSIEF - waar veel menselijke arbeid per stuk produkt voor nodig is.
BASIS-INDUSTRIEEN - die industrieen, die energie, machines of grondstoffen leveren, welke voor de ontwikkeling van de samenleving van grote betekenis zijn.
BELEGGER - persoon of instelling die geld heeft gestoken in b.v. huizenbouw; bij ,,beleggen" denken we allereerst aan het vinden van een goede (voordelig, veilig) bestemming van een bepaald bedrag, bij ,,investeren" allereerst aan datgene, wat er met dat geld gedaan kan worden (produktie).
BI0-lNDUSTRIE - de industrie die zich bezighoudt met de produktie van dieren bestemd voor menselijke konsumptie - kippen, runderen -; dit gebeurt meestal op zo'n manier dat de behandeling van de dieren ondergeschikt wordt gemaakt aan de grootte van de produktie.
CENSUUR - kontrole op de toelaatbaarheid van uitspraken, afbeeldingen en geschriften, met een verbod als stok achter de deur (dat ook vaak in werking treedt).
CONCERN - aantal bedrijven onder een leiding.
DECENTRALISATIE - naar buitenplaatsen gaand, niet meer centraal geregeld; opsplitsing van macht en bevoegdheden ten gunste van kleinere plaatselijke groepen of instellingen.
DIENSTEN - ondernemingen of instellingen die zelf geen goederen maken, maar zorgen voor vervoer, distributie, instalering, voorlichting enz.
DILEMMA - lastige keuze tussen elkaar tegenwerkende mogelijkheden. DISCRIMINATIE - het beter of slechter (meestal slechter) behandelen van jemand vergeleken met anderen; en dat om een eigenschap van die persoon die haar/hem tot een bepaalde, ,,verdachte" groep doet behoren. DISTRIBUTIE - verdeling, met name van produkten.
EFFICIENTIE - doelmatigheid, in het bijzonder een gunstige verhouding tussen (,,geinvesteerde") middelen (tijd, geld, moeite) en resultaten (produkten, besluiten).
EFFEKTIEF - doeltreffend, goedwerkend.
EKONOMISCHE ORDE - ongeveer hetzelfde als ,,produktiestelsel' (zie aldaar), maar nu in elk geval alles inbegrepen wat er mee samenhangt i.v.m. bezitsverhoudingen, werkverdeling, arbeidsgewoonten, afspraken, machtsverhoudingen, enz.
ELEMENTAIR - vanuit de allereerste beginselen, onbetwistbaar.
ELITE - bevoorrechte groep (meestal klein).
EXPANSIE - ontginning (,,uitbating"); vaak ook: uitbuiting; b.v. exploitatie van energievoorraden, exploitatie van gastarbeiders.
FAKTOR - achterliggend, oorzakelijk gegeven.
FEMINISME - beweging voor de maatschappelijke gelijkstelling van de vrouw en/of hoger aanslaan van verwaarloosde, z.g. vrouwelijke eigenschappen.
FUNDEREND ONDERWIJS - onderwijs dat het fundament, de basis legt waarop mensen verder kunnen bouwen.
GEKOORDINEERD; KOORDINEREN - de samenhang en de afweging in stand houden of tot stand brengen.
GEMENGDE EKONOMIE - ekonomisch stelsel met kenmerken die het tussen ,,puur" kapitalisme en ,,puur" socialisme plaatsen; in onze westerse praktijk: neo-kapitalisme (zie aldaar).
HIERARCHISCH - volgens rangorde, op basis van ondergeschiktheid.
IDEOLOGIE - samenhangend geheel (vaak eerder onsamenhangend...) (stelsel, systeem) van beginselen en denkbeelden, een manier om de werkelijkheid te bekijken en te waarderen, zoals met name een politieke groepering dat doet (b.v. de marxistische ideologie, de burgerlijke ideologie enz. ).
INFLATIE - waardedaling van het geld, stijging van lonen en prijzen. Als je meer guldens in handen krijgt, kun je daar meestal niet meer voor kopen.
INFORMATIE-MEDIA - organisaties die zorgen voor het overdragen van informatie: radio, t.v., kranten, tijdschriften.
INSTRUMENTARIUM - allerlei min of meer verfijnde wetten, regelingen, bevoendheden die men kan hanteren om iets te bereiken.
INVESTEREN - het gebruiken van geld om er kapitaal (en arbeidskracht) mee te kopen teneinde daar goederen of diensten mee te produceren. INVESTERINGEN - zijn (de bedragen van) die kapitaalaankopen.
KAPITAAL - stoffelijke middelen voor het produceren van goederen en diensten (grond, gebouwen, machines); of: het geld dat nodig is om die middelen aan te schaffen.
KLASSE - groep personen die in het produktieproces inkomen, bezit en taak met elkaar gemeenschappelijk hebben (arbeidende klasse, bezittende klasse).
KOLONIAAL, VAN KOLONIALISME - overheersing en uitbuiting van een land of volk buiten de eigen landsgrenzen, wat vroeger meestal gebeurde in een officiele verhouding van meerdere en mindere (ons Indie").
KOMPROMIS - vergelijk, afspraak waarbij beide partijen koncessies hebben gedaan.
KONCESSIES - tegemoedkoming, toegeven (om toch nog zoveel mogelijk gedaan te krijgen).
KONFRONTATIE - tegenover elkaar stellen/komen te staan, in botsing komen.
LEVENSBESCHOUWELIJK - naar gelang de manier waarop men tegen het leven aankijkt (godsdienstig, humanistisch, ideologisch, enz.).
MAATSCHAPPELIJKE BEHOEFTEN - behoeften van de gehele maatschappij, of minstens van alle mensen in een bepaald gebied (b.v. wijk, gewest, grensstreek, zeker ook de wereld als geheel), te orderscheiden van behoeften van enkelingen en groepen die d.m.v. (direkte) aankopen tot uiting komen
MAATSCHAPPELIJKE DIENSTVERLENING - het helpen van mensen bij het oplossen van hun problemen, zoals dat b.v. gebeurt in het maatschappelijk werk, de gezinsverzorging, de alternatieve hulpverlening enz.
MACHTEN - wetgevende (1e macht: volksvertegenwoordiging), uitvoerende (2e: regering en haar ambtenaren) en rechterlijke macht (3e), maar tegenwoordig spreken we ook wel van de 4e en de 5e macht.
MAMMOET-ONDERNEMING - zeer grote onderneming, genoemd naar de prehistorische reuzenolifant; het diertje is uitgestorven, de ondernemingssoort is springlevend.
MANAGER - iemand, die een leidinggevende plaats bekleedt (bestuurstaak; direkteur, bedrijfsleider).
MARKTMECHANISME - wijze waarop vrije vraag en vrij aanbod van een bepaald produkt op elkaar inwerken, waardoor de prijs en de verhandelde hoeveelheid tot stand komen.
MATERIELE EN KULTURELE KLASSEGRENZEN - klassegrenzen zijn obstakels, omstandigheden waardoor men zich niet of moeilijk buiten de eigen groep kan begeven naar ,,een ander soort mensen" (meestal een z.g. hogere klasse). materiele klassegrenzen (dingen) b.v.: te weinig geld, slechte behuizing, kulturele klassegrenzen (kennis, opvattingen, gewoonten) b.v. geen Engels verstaan/lezen, drempelvrees enz.
MECHANISERING - het vervangen van menselijke arbeidskracht door machines
MIGRATIE - het zich ergens anders vestigen door groepen mensen.
MILIEU - onze natuurlijke omgeving.
MOBILISEREN - oproepen tot grote inzet, in strijdvaardige toestand brengen, in bewening brengen.
MOBILITEIT- beweeglijkheid, veel deelnemen aan het verkeer.
MONDIAAL - de hele wereld omvattend, op wereldschaal.
MULTINATIONALE ONDERNEMING - (Engels: multinational) - bedrijf met vestigingen in verscheidene landen (multi - veel), waardoor ze speelruimte heeft t.a.v. de wetgeving per land (ontwijken, overplaatsing, gunstige belasting) en moeilijk onder politieke kontrole is te krijgen; v.b.:Shell, Unilever, Philips.
NEO-KAPITALISME - aangepaste vorm van kapitalisme met sociale voorzieningen (onderwijs, ziekteverzekering e.d.), en een zekere mate van vakbondsinvloed en overheidsingrijpen.
ONTWIKKELINGSPLAN - plan voor ekonomische aktiviteit in een aantal komende jaren, voorzien van geschatte voor- en nadelen en de daaruit gemaakte keuzes, dat alles i.v.m. de onmiddellijke en de verdere omgeving en toekomst.
PARLEMENTAIRE DEMOKRATIE - regering door het hele volk via een volksvertegenwoordiging (parlement), in Nederland de Tweede en Eerste Kamer.
PARTIKULIER INITIATIEF - wat burgers zelf aanpakken, in het zakenleven of in hulpverlenende (kruisverenigingen, wetswinkels) of kulturele organisaties (kerken, omroepen).
PERMANENTE EDUCATIE - je hele leven lang (kunnen) leren.
PROCES - manier waarop een gebeuren verloopt.
PRODUKTIESTELSEL - de manier waarop de produktie (en verdeling) van goederen (en diensten) is geregeld; het produktiestelsel wearin wij (in het ,,Westen") leven is het kapitalisme.
PRODUKTIEVERMOGEN - wat voor hoeveelheden er kunnen worden gereproduceerd.
PROLETARIAAT - arbeidende klasse, de mensen die als enig noemens waardig bezit hun arbeidskracht hebben (en te koop aanbieden).
RACISME - discriminatie omwille van iemands ras, waarbij meestal onzin verkocht wordt over z.g. (ongunstige) eigenschappen van dat ras.
RATIONALITEIT - aanpak of benadering van zaken vanuit het verstand.
SCHAALVERGROTING - het (laten) ontstaan van almaar grotere bedrijven, organisaties, grotere aantallen (inkoop van grondstoffen, adreslijsten per computer), en de daarbij behorende ingewikkelde en onoverzichtelijke maar vaak wel efficiente manieren van administratie, bestuur en informatie, ,,in het groot denken en doen".
SEKTOREN - deelgebieden, b.v. van de maatschappij (ekonomie, kultuur, politiek) of van de ekonomie (industrie, landbouw, dienstverlening) of van de industrie (metaal, voedingsmiddelen, textiel).
SELEKTIEF (BELEID) - (beleid) op grond van een weloverwogen keuze. SOCIAAL-KULTUREEL WERK - het ondersteunen van mensen bij hun ontplooiing, zoals dat b.v. gebeurt in het klub- en buurthuiswerk, het jeugdwerk, het vormingswerk enz.
SOCIALE WETGEVING - het stelsel van wetten dat een inkomen garandeert aan degenen die tijdelijk of blijvend niet daarvoor kunnen werken (WW, AOW, AWW e.d.).
STAATS-SOCIALISME - stelsel van produktie, verdeling en besluitvorming dat socialistische kenmerken (geen prive-bezit produktiemiddelen, politieke kontrole over de ekonomie) kombineert met staatsbureaukratie en grootschaligheid (zie schaalvergroting) in Oost Europa.
STRATEGIE - weloverwogen geheel van plannen, tijdschema's, middelen, schattingen van kans op sukses e.d. waarmee men een doel (vaak stapsgewijs, zonodig met omwegen) denkt te kunnen bereiken.
SYSTEEM, STELSEL - a) wijze waarop onderdelen in een geheel samenhangen, door natuurlijke processen of door menselijk handelen (b.v. zonnestelsel, bloedvatenstelsel, en ekononisch systeem, openbaar vervoerssysteem, rechtsstelsel). b) routine, gewoonte, vanzelfsprekend lijkende aanpak (b.v. systematisch martelen)
TECHNOLOGIE - a)leer van de bedrijven waardoor de mens de voortbrengselen der natuur tot stoffen verwerkt ter bevrediging van zijn behoeften. b) het grote geheel van technische vindingen en hun toepassingen. c) vaak alleen maar een overdreven en sjiek woord voor ,,techniek".
VERVREEMDING - het zich niet (meer) verbonden voelen met zaken als werk, bestuur, (politiek), familie, normen, enz.
WET VAN VRAAG EN AANBOD, KONKURRENTIESPEL DER VRIJE KRACHTEN: - zie marktmechanisme.
ZELFBESTUUR - bestuur door (alle) mensen die in een bedrijf of dienst werken, i.p.v. door een kleine groep van binnen of buiten (het kiezen van de direktie, beslissen over soort produktie e.d.).
[Impressum]
Algemene redaktie:
Ien van den Heuvel, Jaap van der Doef,
Liesbeth den Uyl-Van Vessem, Aad Kosto,
Pieter Nieuwenhuijsen, Ralph Pans,
Jan Nagel, Bob Lodder, Harry van den Bergh,
Cor van de Poel, Arie de Jong, Cor de Vos en Rob de Vos.
Werkredactie:
Kees Bode, Oebele de Jong, Dick Kalk,
Pijkel Schröder en Johan S. Wijne.