CNV Logo



SOCIAAL-ECONOMSICH PROGRAM ´98 - 2002;
WERKBAAR SAMENLEVEN


ACTIEPUNTEN


In het Sociaal-Economisch program 1998-2002 pleit het CNV niet voor lastenverlichting, maar voor lastenverschuiving. Dit moet het mogelijk maken te investeren in:
  • Zorg, o.a. door uitbreiding van de collectieve sector.
  • Sociale zekerheid, waarbij het niveau 'leefbaar' moet blijven voor langdurig uitkeringsgerechtigden.
  • Scholing.
  • Infrastructuur, op voorwaarde dat milieu een beslispunt wordt.

1. ZORG

Het CNV stelt de volgende maatregelen voor om zorg in de Nederlandse samenleving te stimuleren:
  • Een verhoging van de kinderbijslag.
  • De invoering van een systeem van kinderafhankelijke minimumuitkeringen in alle sociale zekerheidswetten met minimumuitkeringen om het bestaansminimum voor gezinnen met kinderen te waarborgen. Twee-oudergezinnen met kinderen ontvangen een verhoging van de uitkering met drie procent per kind tot een maximum van drie kinderen. Voor werknemers met een minimumuitkering moet een vergelijkbare oplossing worden gevonden..
  • Uitbreiding van de kinderopvang voor nul- tot vierjarigen en de buitenschoolse opvang.
  • Een verheldering van het artikel 629 BW waarin het betaalde verlof is geregeld en een aanbeveling aan CAO-partijen waarin een kortdurend betaald verlof voor werknemers wordt geregeld voor calamiteiten in de zorgsfeer .
  • Een wettelijk recht op volgens het nettominimumloon betaald verlof om zorgverlof en loopbaanonderbreking te combineren.
  • De omzetting van de basisaftrek in een heffingskorting. Hierdoor ontvangen alle mensen die inkomen ontvangen een gelijk bedrag en is het voordeel van de basisaftrek niet meer afhankelijk van het inkomen.
  • Een individualisering van de basisaftrek zodat in de vorm van een negatieve inkomensbelasting aan de niet verdienende partner, een zorgloon wordt verleend.

In totaal betekenen deze maatregelen dat er 1,5 miljard gulden voor voorzieningen voor kinderen moet worden uitgetrokken.

Een intensivering van de kinderbijslag met 800 miljoen gulden, invoering van kinderafhankelijke minimumuitkeringen (300 miljoen gulden) en versterking van de kinderopvang (400 miljoen gulden).

Het wettelijk en betaald zorgverlof zal nog eens 1,5 miljard gulden kosten. De toename van het aantal tweeverdieners betekent hogere belasting-en premie-inkomsten voor de overheid. Deze inkomsten kunnen worden ingezet om het pakket beleidsmaatregelen te financieren.

Professionele zorg
De verplegende zorg, de zorg in instituties en de thuiszorg, holt van crisis naar crisis. De investeringen in de collectieve sector moeten omhoog om meer zorg te kunnen verlenen. De arbeidsvoorwaarden van de werknemers in de zorg moeten worden verbeterd. Het CNV is bereid om -als het noodzakelijk is- voor de financiering van de professionele zorg een geringe belasting- en premiestijging te aanvaarden.


2. WERK

  • Om meer werk te scheppen stelt het CNV voor om de brutoloonkosten te verlagen door:
  • De verschuiving van belasting op arbeid naar bijvoorbeeld milieubelastende productie.
  • De verlaging van het BTW-tarief op de meest arbeidsintensieve diensten.

    Een extra inspanning is vereist voor de 700.000 inactieven:
  • De bestaande instrumenten moeten beter op elkaar worden afgestemd.
  • Meer middelen om gedeeltelijk arbeidsgeschikten weer aan werk te helpen, waarbij de individuele begeleiding naar werk, een sleutelrol speelt.
  • Maatwerk voor de groep allochtonen, waaronder de werkloosheid onaanvaardbaar groot is. Objectieve criteria als opleiding, leeftijd en termijn van werkloosheid moeten een rol spelen in de toekenning van extra stimulansen.


3. SOCIAAL en ZEKER

Het CNV stelt de volgende vier ijkpunten vast waarop de inrichting van de sociale zekerheid beoordeeld moet worden.

1. Het gezamenlijk dragen van risico's waarop een individu geen greep heeft. Dit betekent:
  • De werknemersverzekeringen tegen de inkomensgevolgen van arbeidsongeschiktheid en werkloosheid dienen wettelijk geregeld te blijven. CAO-partijen kunnen in positieve zin afwijken van de wettelijke regelingen.
  • De privatisering van de Ziektewet moet worden teruggedraaid omdat het vooral voor de buitenstaanders, de outsiders, onmogelijk wordt een baan te bemachtigen als er ook maar ooit iets aan de hand is geweest met de gezondheid.
  • In de WAO moet na zes maanden ziekte een collectieve regeling worden ingevoerd.
2. Solidariteit met mensen die zorg verlenen aan kinderen en/of hulpbehoevende ouders. De reden voor het CNV om hiervoor te kiezen is dat deze zorg meestal onbetaald werk is. De waardering hiervoor wil het CNV uitdrukken in een zorgloon, zorgverlof en/of vrijstelling van de sollicitatieplicht. Dat betekent:
  • Vrijstelling van sollicitatieplicht voor mensen die kinderen en/of hulpbehoevende ouders verzorgen.
  • Een beloning voor hun zorginspanningen.
  • Een revisie van de Algemene Bijstandswet en de invoering van kindafhankelijke minimumuitkeringen in alle sociale zekerheidswetten met minimumuitkeringen.
3.Solidariteit tussen jongeren en ouderen moet reëel en haalbaar zijn.
  • De premie van de AOW kan gemaximaliseerd worden, waardoor er een zekere fiscalisering van de financiering van de AOW zal plaatsvinden.
4. De hoogte van de uitkering moet altijd het bestaansminimum voor de leefeenheid mogelijk maken.
  • Aan mensen die buiten de eigen schuld meerdere jaren achtereen van een bijstandsuitkering moeten rondkomen zal een grotere vrijstelling voor de inkomsten van bijbanen moeten worden gegeven.


4. EMPLOYABILITY EN ONDERWIJS

Het CNV onderschrijft employability als de noodzaak tot een continue scholingsinspanning van zowel de kant van de werkgever als van de werknemer. Daarnaast moet er meer geïnvesteerd worden in de kwaliteit van het reguliere onderwijs. Dit betekent concreet:
  • Sociale partners moeten in de arbeidsvoorwaarden een deel van de loonruimte invullen om de werknemers 'wendbaar en weerbaar' op de arbeidsmarkt te houden.
  • De overheid moet, onverlet de leerplichtige leeftijd tot zestien jaar, een systeem van leerrechten invoeren. Iedere inwoner krijgt een recht op bijvoorbeeld twaalf leerjaren en studiefinanciering na de basisschool.
  • De inspanningen om de drop-outs uit schoolopleidingen te verminderen moeten worden geïntensiveerd
  • Er is een budgetverhoging nodig van twintig procent om het secundair beroepsonderwijs de taken te laten uitvoeren waarvoor zij zich gesteld ziet.
  • Kleinere klassen in het onderwijs en meer ondersteunend personeel zijn noodzakelijk.
  • Leerkrachten moeten continu moeten worden bijgeschoold met name in de informatietechnologie.


5. RUIMTE

Het CNV kiest voor een samengaan van economische groei en bescherming van ons milieu. De afwegingen betreffende ons milieu behoren naast de economisch-financiële afwegingen te staan. Dit houdt in dat milieu moet een zelfstandige beslisfactor zijn.
  • Er moet meer aandacht komen voor creatieve en innovatieve oplossingen voor milieuproblemen. Sommige takken van industrie (afval) en onkruidbestrijding in de land- en tuinbouw hebben bewezen dat 'milieu' op zich ook groei kan betekenen in innovatieve technieken.


6. MEEDENKEN EN MEEBESLISSEN

De vormgeving van medezeggenschap wordt ingewikkelder maar in feite belangrijker nu er meerdere werksoorten opkomen en arbeidsorganisaties veranderen. Voor de ontwikkeling van de medezeggenschap in kleinere ondernemingen is een nieuw wettelijk kader nodig. Het CNV op dit terrein de volgende aanbevelingen:
  • Vakbond en medezeggenschapsorgaan zullen elkaar moeten steunen om de werkorganisatie optimaal in te richten voor de werknemers.
  • Bij de uitwerking van CAO-afspraken bepaalt de vakbond samen met het medezeggenschapsorgaan op welke wijze dit gebeurt. Daar waar geen CAO bestaat, zal het CNV het medezeggenschapsorgaan ondersteunen met professionele begeleiding en adviezen.
  • Daar waar de richting van het beleid wordt bepaald zal er een werknemersvertegenwoordiging aanwezig moeten zijn om mee te denken en mee te beslissen. Zo moeten werknemers een derde van de zetels krijgen in de Raad van Commissarissen.
  • Ideeën over financiële participatie van werknemers moeten verder ontwikkeld worden.


7. ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN

Er moet een arbobeleid met maatwerk per onderneming of organisatie tot stand komen. Daarbij is het noodzakelijk dat de werknemer en de vakbond de arbeidsinspectie kan blijven inroepen bij schendingen van dit beleid. Deregulering van de arbeidsomstandighedenwet zal leiden tot een zwakkere positie van werknemers ten opzichte van de werkgever. De overheid moet daarom zowel door regelgeving als door controle op de naleving ervan de verantwoordelijkheid voor de arbeidsomstandigheden houden.



8. EUROPA

De Europese Unie moet zich sterk maken voor werkgelegenheid. De sociale partners behoren hierbij een beslissende stem te hebben.

  • Er moet geld worden vrijgemaakt waardoor met name in de zwakke regio's werkgelegenheid kan worden gecreëerd. Dan is het ook aanvaardbaar dat hiervoor middelen van sterke naar zwakke regio's worden overgemaakt.
  • De instelling van Europese ondernemingsraden is van groot belang in het proces van Europese eenwording. Zo kunnen werknemers op centraal niveau in een onderneming meepraten en -beslissen.


9. INTERNATIONALE SAMENWERKING

De mate waarin een land omgaat met sociale normen als vakbondsvrijheid, tegengaan van kinderarbeid en vrije onderhandelingen dienen criteria te worden in de ontwikkelingsrelatie met het betreffende land. Landen die de sociale normen met voeten treden, komen niet in aanmerking voor gouvernementele steun. Ontwikkelingshulp naar deze landen zal dan moeten plaatshebben via vakbonden, kerken en andere particuliere organisaties.
  • De acties tegen kinderarbeid dienen zorgvuldig te worden aangepakt en gepaard te gaan met begeleidende maatregelen als scholing en middelen die voor het levensonderhoud nodig zijn. Het CNV ziet daarin voor zichzelf een belangrijke taak weggelegd in de voorlichting en bewustwording van haar leden na consultatie van haar internationale contacten in de betrokken landen.
  • CAO-afspraken met internationaal werkende bedrijven bieden een mogelijkheid de sociale normen na te laten leven. De controle van die afspraken kan plaatshebben via de collega-vakbonden en kerken in de betrokken landen en via particuliere organisaties op het gebied van milieu en mensenrechten.


10. SAMENWERKEN

Het is een goede zaak dat de overheid ondanks het afschaffen van de adviesplicht aan de SER vele adviesaanvragen voorlegt. Het CNV verzet zich tegen de opjaagmentaliteit waarmee de overheid de adviezen klaar wil hebben. Het doorspreken van een advies met de achterban en daarmee het ontwikkelen van voldoende achterban kost nu eenmaal tijd. Omdat wetgeving te allen tijde een basisnorm moet inhouden die voor iedereen gelijk is, wijst het CNV de mogelijkheid af om via een regeling van driekwart dwingend recht bij CAO neerwaarts af te wijken. De overheid dient het belang van aanbevelingen van de Stichting van de Arbeid te onderkennen en over te nemen voor terreinen waar geen CAO geldt. De mogelijkheid hiertoe wordt gegeven in de wet op de Loonvorming en met name in de artikelen 5 en 6 daarvan. Het maatwerk wordt door sociale partners geleverd en er kan snel worden ingespeeld op ontwikkelingen in de maatschappij en de arbeidsmarkt.